Jean-Baptiste Capronnier wordt op 1 februari 1814 in Parijs geboren als zoon van François
Capronnier en Marie-Louise Parmentier, allebei werkzaam in de beroemde Koninklijke porseleinmanufactuur in het Franse Sèvres, François als
porseleinschilder en vergulder. Het gezin verhuist in 1819 naar de Brabantstraat 144 in het Belgische Schaarbeek. François gaat daar aan het experimenteren
met glazuren en emailleverven op glas en brevetteert in 1828 een nieuw procedé voor het brandglasschilderen.
In 1829 start François Capronnier zijn eigen atelier en hij krijgt belangrijke restauratieopdrachten van historisch gebrandschilderd glas. Voor de in 1835
opgerichte ‘Commission pour la conservation des monuments du pays’ onder voorzitterschap van graaf Amedée de Beauffort is François dé
vertrouwenspersoon voor het restaureren van glasramen. Bij Koninklijk Besluit van 1834 wordt het glasensemble van de Brusselse Sint-Michiel- en Sint-
Goedelekerk – op dat moment nog geen kathedraal - aan hem toevertrouwd en tussen 1834 en 1891 wordt de restauratie van bijna alle belangrijke
gebrandschilderde glasensembles in heel België door het bedrijf van vader en zoon Capronnier verricht.
Zoon Jean-Baptiste treedt in vaders voetsporen en werkt vanaf 1836 mee in het atelier, waar hij een uitstekende kennis verwerft van oude en nieuwe procedés
door de restauratiepraktijk. Hij is betrokken bij de restauratie van de glasramen van de Sint-Michiel- en Sint-Goedelekerk. In de commissie die daarop moet
toezien zetelt ook François Navez, directeur van de Brusselse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, die aan Jean-Baptiste tekenles zal geven. Aan
deze Brusselse academie zijn ook Charles de Groux (ook ‘Degroux’ geschreven) en Constantin Meunier opgeleid, die later kartons – ontwerptekeningen op
ware grootte - maken voor glasramen van Capronnier. Nadat Jean-Baptiste de leiding over het atelier heeft overgenomen van zijn vader in 1839 verhuist hij
het later naar de Rogierstraat 251 in Schaarbeek.
Jean-Baptiste Capronnier neemt vrijwel aan alle wereldtentoonstellingen deel en behaalt in 1855 een gouden medaille voor glasschilderkunst in Parijs.
Edmond Lévy, een architect uit Rouen en professor archeologie publiceert in samenwerking met Capronnier in 1860 zijn “Histoire de la peinture sur verre en
Europe et particulièrement en Belgique”, waarin Jean-Baptiste de kleurplaten verzorgt en zijn technische kennis en artistieke begaafdheid neerlegt, terwijl
Edmond de lezer van zijn grote historische kennis rond glasramen deelachtig maakt. Nog altijd een referentiewerk over de Belgische glasschilderkunst.
In 1860 verheft koning Leopold I Jean-Baptist tot ridder in de Leopoldsorde en twee jaar later verkrijgt hij ook de Belgische nationaliteit.
Zowel in België als in Groot-Brittannië en Nederland wordt door zijn atelier veel en zeer uiteenlopend werk afgeleverd, dankzij een grote afwisseling tussen
restauratieopdrachten en creatieve projecten. Capronnier is daarmee de grote pionier van de 19de-eeuwse Belgische glaskunst. Hij heeft in de kathedralen
van Brussel, Antwerpen, Luik en Doornik werk gerealiseerd en daarnaast in tal van andere kerken waaronder de Sint-Niklaas- en Sint-Michielskerk van Gent,
de Saint-Croix, Saint-Denis en Saint-Servais te Luik, de Sint-Catharina in Hoogstraten, de Sint-Gummarus in Lier, de Sint-Jacob-, en Sint-Joriskerken te
Antwerpen.
Zijn laatste grote project is de beglazing van de Koninklijke Sint-Mariakerk in Schaarbeek, een opdracht die door zijn zoon Jules-Adrien uit zijn eerste huwelijk
in samenwerking met François-Ambroise Comère is voltooid.
Jean-Baptiste Capronnier overlijdt op 31 juli 1891 in Schaarbeek. Later zal een straat in die gemeente zijn naam krijgen. Naast kunstglazenier was de man als
entomoloog – insectkundige - ook nog een kenner op het gebied van vlinders, waarover hij enkele publicaties op zijn naam heeft staan.
Omdat Jean-Baptist kinderen uit twee huwelijken heeft, wordt de inboedel van zijn atelier openbaar verkocht om uit onverdeeldheid te raken. De ‘Catalogue de
la collection des cartons de vitraux peint de la succession de J.B. Capronnier à Bruxelles, 1892’ geeft een overzicht in 3280 loten met in detail beschreven
tekeningen van de binnen- en buitenlandse activiteiten van het bedrijf. De Belgische overheid koopt zo’n 1000 loten met kartons als basis voor latere
restauraties van historische glasramen en van zijn creaties in de kathedraal van Brussel en brengt ze onder in de Koninklijke Musea voor Kunst en
Geschiedenis in Brussel. De overige loten zijn grotendeels opgekocht door zijn zoon Jules-Adrien Capronnier en François-Ambroise Comère. Samen hebben
ze een nieuw atelier opgericht in de Schaarbeekse bedrijfsgebouwen. Jules-Adrien is opgeleid als glasschilder in vaders atelier. François-Ambroise was een
van de kartonschilders van Capronnier. Hun atelier blijft tot en met 1909 actief, waarna het is overgenomen door Arthur Wybo, die echter al in 1914 overlijdt.
Zijn zoon Camille zet het voort en zo komen de archieven en 2500 kartons uiteindelijk in handen van de Moeskroense glazenier Roger Coppe, die het atelier
in 1969 heeft gekocht. Zijn zoon Xavier heeft het archief geïnventariseerd en daarna verkocht, waarna het in november 2006 in bezit is gekomen van de
Vlaamse Gemeenschap, die het in 2007 in depot geeft aan het KADOC (Katholiek Documentatie- en Onderzoeks Centrum) met de opdracht het te ontsluiten
voor onderzoek.