In Frankrijk hebben de koningen steeds een grote invloed gehad op de modetrends, waaronder ook de architectuur en de interieurvormen. Doorgaans worden
die stijlen dan ook met de naam van zo’n koning aangeduid, zodat we heel wat Lodewijk-stijlen kennen. De Lodewijk XVI (Louis Seize)-stijl is de laatste voor
de roemruchte Franse Revolutie, waarin naast de koning ook de naar hem genoemde stijl een kopje kleiner wordt gemaakt, waardoor die trend eindigt in
1789. Deze laatste Lodewijk-stijl greep terug naar de antieke Romeinse en Griekse oudheid, wat resulteerde in klassieke vormen en een versobering van de
versieringen, zowel aan gebouwen als bij de interieur- en meubeldecoratie.
De meest creatieve architect uit deze periode is Claude Nicolas Ledoux, die met zijn 44 Parijse tolhuizen – elk weer anders van uitzicht – aantoont wat je
allemaal kunt doen met combinaties van geometrische vormen en contrasterende bouwelementen. Daarnaast is er Etienne Louis Boullée, die zijn leerlingen
vooral met perspectieftekeningen en modellen voor bouwwerken van reusachtige afmetingen overstelpt. Een architectuur die totaal tegengesteld is aan de
landelijke optrekjes die koningin Marie Antoinette op dat moment bij het petit trianon in Versailles laat neerzetten.
Tijdens de eerste jaren van de Franse Revolutie viert die megalomane stijl met elementaire geometrische vormen als bol, piramide en kubus nog even hoogtij,
zij het vrijwel uitsluitend op papier, want deze ideeën zijn niet echt praktisch bruikbaar voor woningen of openbare gebouwen, maar lenen zich vrijwel
uitsluitend voor reusachtige gedenktekens. Wanneer Napoleon Bonaparte in november 1799 Eerste Consul wordt en op 18 mei 1804 wordt uitgeroepen tot
keizer van Frankrijk, begint het normale leven weer vorm te krijgen en ontstaat er een bouw- en interieurstijl die genoemd wordt naar het nieuwe keizerrijk, de
empirestijl.
Deze empirestijl bouwt voort op de classicistische Lodewijk XIV-stijl, met echter meer verfijning in de uitvoering. Als decoratief element verschijnt nu onder
meer de Phrygische vrijheidsmuts, het hoofddeksel dat je kent van de afbeeldingen van Marianne, het Franse symbool van de onafhankelijkheid dat tijdens de
Revolutie is ontstaan. Daarnaast zijn er zwaarden, lansen, toortsen en lauwerkransen, allemaal verwijzend naar de antieke Romeinen en Grieken, wat
eveneens in Engeland en Duitsland in die periode in zwang is, geïnspireerd door een grote interesse in met name de Griekse oudheid, een beschaving waar
de Engelse dichters als Byron en Shelley mee dwepen. In Engeland zijn het de architect Robert Adam en John Nash, in Duitsland Karl Frederich Schinkel, die
toonaangevend voor deze richting zijn.
In Frankrijk is er ook interesse in Egypte. Napoleon is daar in 1798 heen gegaan en heeft er op 21 juli van dat jaar de slag bij de Piramiden gewonnen en
daarmee de Engels-Indische invloed in dat gebied proberen te counteren. Een nevenresultaat was de vondst van de Steen van Rosetta met een drietalig
opschrift dat later, in 1821-’22, de Franse Egyptoloog Jean-François Champollion zou toelaten het hiërogliefenschrift te ontcijferen. Maar in de empirestijl is de
invloed van Egypte eerder beperkt gebleven tot bijvoorbeeld ramskoppen als motief. Gebouwen in Egyptische tempelstijl (Zoo te Antwerpen) of Egyptische
zalen in huizen en kastelen dateren pas van veel later.
De empirestijl is in feite geschapen door de architecten Charles Percier en Pierre François Fontaine met de publicatie in 1801 van hun boek Recueil des
décorations intérieures. Charles en Pierre waren studiegenoten die samen veel ontworpen hebben, waarbij het vrijwel onmogelijk is om het aandeel van elk
apart te onderscheiden. Vooral meubilair en binnenhuisdecoratie worden in empirestijl uitgevoerd, waarbij meubels er veel zwaarder gaan uitzien dan de lichte
stoelen en tafels uit de vorige periode. Er wordt vaak gefineerd met glanzend gepolitoerd mahoniehout en er wordt verguld brons gebruikt. Tafelpoten krijgen
de vorm van zwanen, sfinxen of gevleugelde leeuwen, ook klokken en kandelaars worden van kleine beeldhouwwerkjes voorzien en staande spiegels worden
mode.
Wanneer Napoleon nabij Waterloo, niet ver van Brussel, definitief wordt verslagen, is het ook uit met de empirestijl, die dan overgaat in het neo-classicisme.
Later, als Napoleons neef Louis Napoleon Bonaparte zich als Napoleon III tot keizer laat kronen, resulteert dat in een ‘second empire’-stijl, die echter niet met
de empirestijl uit het begin van de 18de eeuw verward mag worden.