De term komt uit Duitsland, waar rond 1923 directeur G.F. Hartlaub van het Museum voor Schone Kunsten in Mannheim met Neue Sachlichkeit het werk
betitelt van schilders die streven naar een objectief en statisch weergeven van de werkelijkheid, zonder die te idealiseren en zonder het toevoegen van een
persoonlijk gevoel. Bij ons wordt dat magisch realisme genoemd.
In de architectuur is er de Nederlander Gerrit Rietveld, die wanden en vloeren als vlakken ziet, die hij in elkaar wil laten doordringen en die dan als het ware tot
in het oneindige kunnen doorlopen. Het is een nieuwe wijze om een gebouw te zien. Niet langer als een woonruimte in een of andere heersende bouwstijl, met
een versierde gevel en een opgesmukt interieur, waarbij het resultaat in de eerste plaats een kunstwerk is, maar vertrekkend vanuit de functie: een vorm om
graag in te wonen. Die denkpiste ligt dan ook in de lijn van het moderne bouwen, waarmee zich ook de Zwitser Le Corbusier bezighoudt en die eveneens
wordt gepropageerd door het Bauhaus, een Duitse kunst-, design- en architectuurschool.
In Nederland zijn het architecten als Hendrik Petrus Berlage, Jacob Oud en Willem Marinus Dudok die in deze stijl bouwen. Het resultaat is een gebouw waarin
met vlakken en verticale en horizontale lijnen wordt gespeeld. In België heeft deze stijl wat minder ingang gevonden, maar de Antwerpse architect Walter Van
den Broeck heeft een aantal woonhuizen ontworpen, die als Nieuwe Zakelijkheid gezien kunnen worden.
Het gaat om gebouwen die ergens tussen de echt functionele aanpak en de art deco in zitten. Ze hebben de bakstenen vlakken van de art deco, maar dan
zonder de versiering van baksteenpatroontjes of met blinkende tegels afgeboorde randen. Vaak is er wel een soort toren met een vlaggenmast. Ze missen
evenwel het puur functionele van echt strakke modernistische gevels, waar er geen plaats meer is voor onnodig overstekende platte daken of het opstapelen
van grotere en kleinere kubusvormen om een speels effect te verkrijgen. Het is een typische interbellumstijl, die al voor de Tweede Wereldoorlog stilaan plaats
maakt voor het modernisme.