De op 4 januari 1830 in Antwerpen geboren Jules Pecher volgt tussen 1843 en 1848 les in schilderen bij Édouard Dujardin en Jan Antoon Verschaeren aan de
kunstacademie van zijn geboortestad. In 1845 wordt hij de primus in het vak dessin de têtes ombreés. Pecher maakt religieuze schilderijen voor de Antwerpse
Sint-Andrieskerk, de Sint-Pauluskerk en de Sint-Willibrorduskerk in Berchem.
Jules Pecher debuteert op het Brusselse Salon van 1857, niet als beeldhouwer, maar als schilder met De Maagd van de schipbreukelingen, waarvoor hij de
gouden medaille ontvangt, waarna het schilderij aangekocht wordt door de Belgische Staat. Kort daarop vertrekt Pecher naar Parijs, waar hij in het atelier van
Thomas Couture werkt, om in 1863 naar Antwerpen terug te keren. Hij trouwt er in datzelfde jaar met een van zijn nichten, dochter van Adolphe Pecher uit
Mons. Wanneer zijn vrouw vroegtijdig overlijdt, geeft de bijna 40-jarige Pecher opdracht voor een borstbeeld van haar aan zijn vriend Jacques De Braeckeleer.
Pas wanneer die in 1869 dat portret beitelt, wordt Jules’ interesse voor het beeldhouwen gewekt.
En kennelijk heeft hij daar talent voor, want reeds in 1877 laat de Stad Antwerpen Jules’ meer dan levensgrote portretbuste van Pieter Paul Rubens in marmer
uitvoeren voor het derde eeuwfeest van de geboorte van de befaamde schilder, een versie die thans in het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone
Kunsten wordt bewaard.
In 1884 krijgt Pecher van de Stad Antwerpen de opdracht voor het maken van een standbeeld van Jacob Jordaens en twee jaar later is het werkstuk af. Dat
wordt aanvankelijk in 1886 onthuld in de Van Breestraat aan het Stadspark, in 1902 echter overgebracht naar de Gemeenteplaats (in de volksmond de
Geuzenhofkes, vandaag Franklin Rooseveldtplaats), om dan in 1954 naar het Stadsmagazijn aan de Desguinlei te verhuizen. Na de afbraak daarvan in de
jaren 1960 reist Jordaens naar een domein in Rijkevorsel om uiteindelijk teruggehaald te worden naar de Oever, waar in 1986 – precies een eeuw na zijn
schepping in marmer - nog een mooie plaats voor hem is op een middenberm, terwijl hij richting Hoogstraat kijkt, waar zijn vroegere woonhuis en atelier zich
bevonden. Standbeelden in Antwerpen staan niet noodzakelijk stil.
In datzelfde jaar 1886 maakt Jules Pecher borstbeelden van de Antwerpse schilders Henri Leys en Jozef Van Lerius, zes jaar later gevolgd door een
marmeren portretbeeld van schilder en academiedirecteur Karel Verlat (nu in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen) en in 1894 door een
portret van de wereldvermaarde Antwerpse tenor Ernest Van Dyck.
Jules Pecher is in 1890 ook betrokken bij het project van Hendrik Beyaert voor de Kleine Zavel in Brussel. Pecher mag hiervoor het levensgrote beeld in
marmer van zijn eertijdse collega Cornelis Floris De Vriendt maken. Voor het museum van zijn geboortestad, waarvoor juist een nieuw gebouw wordt
opgetrokken aan het Leopold de Waelplein, maakt Jules Pecher de allegorie van De Griekse Kunst, aangebracht in de gevel aan de Beeldhouwersstraat..
Maar een standbeeld met een langer verhaal is dat van burgemeester Jan Frans Loos, waaraan Pecher rond 1873 begint te werken. Er is streng
voorgeschreven hoe deze hulde aan een vroegere magistraat, die Antwerpen zijn Zoo schonk, eruit moet zien: een hoge sokkel waarop de Antwerpse
Stedenmaagd een fakkel brandend houdt, met aan de voorzijde een kleiner borstbeeld van Jan Frans Loos in wit marmer. De vier hoeken moeten ingenomen
worden door allegorische figuren van De Nijverheid (een man met een hamer), De Handel (een vrouw met een staf ), De Scheepvaart (een zeeman met een
anker) en De Kunst (een vrouwelijke figuur zonder nadere specificatie, blijkbaar op zichzelf al kunstzinnig genoeg).
Om dat geheel op tijd klaar te krijgen, laat Jules Pecher zich bijstaan door collega’s, vooral door de op dat moment in België verblijvende Auguste Rodin. Die is
op dat moment nog niet bekend en is actief in Brussel op de werf van het nieuwe beursgebouw van Léon Suys, waarbij voor de decoratie diverse
beeldhouwers zijn ingeschakeld als uitvoerders van de ontwerpen van Carrier-Belleuse, de Parijzenaar die door Suys voor deze opdracht is aangezocht.
In 1873 heeft Jules Pecher de vier modellen voor de hoekbeelden van Loos’ standbeeld geboetseerd en bij de onthulling van het monument op 27 augustus
1876 wordt hij als enige beeldhouwer vernoemd, omdat zijn signatuur op het werkstuk staat. Maar het atelier dat Antoine Van Rasbourgh en Auguste Rodin
intussen samen in Brussel hebben opgezet, heeft voor de vier hoekbeelden gezorgd. Er wordt aangenomen dat Rodin de allegorieën Nijverheid, Handel en
Scheepvaart voor zijn rekening heeft genomen en dat Kunst het werk van Rasbourgh is geweest, omdat het iets minder van kwaliteit zou zijn dan de overige
drie, die bovendien verwijzen naar de graven van de de Medici in Florence, scheppingen van Michelangelo.
Het complete huldebeeld krijgt een stek in het midden van de Loosplaats, zoals het kruispunt van de Van Eycklei, Quinten Matsijslei, Charlottalei en Plantin en
Moretuslei op een hoek van het Antwerpse Stadspark officieel heet. Maar daar vind je vandaag een drukke, maar lege verkeersknoop. Jan Frans Loos heeft
moeten wijken voor de vooruitgang, zijn hulde is onttakeld. Maar bij een herinrichting van het voorplein van het Antwerpse Koninklijk Museum van Schone
Kunsten, zijn plots een viertal koppen opgedoken, die daar op hoge sokkels zijn gezet. Dat zijn de koppen van Loos’ allegorieën, die hier natuurlijk staan
omdat Auguste Rodin inmiddels wereldfaam bezit.
Dat Jules Pecher in 1896 corresponderend lid van de Koninklijke Academie van België mocht worden – een prestigieuze club van de beste vaderlandse
kunstenaars en wetenschappers met het Brusselse Academiënpaleis als hoofdkwartier – heeft niet echt kunnen bijdragen tot diens eeuwige roem. Door zijn
dood op 10 juni 1899 blijft hij een echte 19de-eeuwer, maar dat overlijden gebeurt in Brasschaat, toen ook al de plek waar mensen woonden die zeker
financieel geslaagd waren in het leven. Jules is echter begraven op de Kielbegraafplaats in Antwerpen en na de sluiting daarvan in 1936 overgebracht naar
het Schoonselhof, perk Y, rij 17, een eenvoudig graf. Die concessie is op 19 maart 2004 overgenomen door Marc Coremans, die het heeft laten reinigen en
herstellen. Joseph Dupont heeft rond 1865 een portret ten voeten uit van Jules Pecher geschilderd, dat zich in Nederlandse Rijksmuseum in Amsterdam
bevindt.