Wanneer Max Winders op 23 april 1882 in Antwerpen ter wereld komt, kan hij al vrijwel meteen kennismaken met het werk van zijn vader, hij woont er namelijk
in. Vader is de dan al bekende architect Jean-Jacques Winders, ontwerper van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in de Scheldestad en ook - nog
meer Schelde – het monument ‘Schelde Vrij’ op de Marnixplaats. Dat monument is zelfs zichtbaar vanuit de ouderlijke woning in de Tolstraat, waaruit het hoofd
van Jean-Jacques permanent in de richting van de Marnixplaats kijkt naar middeleeuws gebruik, dus wel gebeeldhouwd. Ook het huis zelf ademt verleden,
helemaal in Vlaamse renaissancestijl, zowel van buiten als van binnen en draagt een naam: ‘De Passer’.
Het is dus geen vreemde keuze, wanneer Max in 1896 kiest om avondles te gaan volgen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen,
waar net het jaar tevoren ook zijn vader ingeburgerd is, als leraar. Zoonlief maakt geen haast, zal tien jaar blijven studeren, maar dan wel degelijk en in de
richtingen architectuur, tekenen, schilderen en beeldhouwen. Om daar in 1904 nog een diploma onderwijzer in tekenkunst aan toe te voegen.
Toch moet dan Max Winders meesterzet nog komen. In 1907 trouwt hij met Cornelia Carlier, dochter van Ferdinand Carlier, een directeur bij de Nationale
Bank van België. Via hem en diens zoon Hector gaan er voor Max heel wat deuren open in de Belgische financiële wereld, die zullen resulteren in opdrachten
voor de bouw of uitbreiding van menige bank. En die zijn er op dat moment nog heel wat, allemaal in handen van rijke families, onder meer uit de Duitse
kolonie die dan stevig aanwezig is in Antwerpen.
De spits wordt zelfs afgebeten door de Nationale Bank, waarvoor Winders het regionale kantoor in Sint-Niklaas mag realiseren in 1910. Na de Eerste
Wereldoorlog mag hij ook voor diezelfde Nationale Bank het historische pand De Tafelronde in Leuven herbouwen. Dat is vernield bij de grote brand die de
Duitsers als vergelding voor verliezen hebben gesticht in die stad. Zich baserend op oude plannen van de middeleeuwse bouwmeester Mattheus de Layens
weet Max Winders het gebouw naar origineel concept te reconstrueren, zodat de Nationale Bank daar in 1930 zijn Leuvense vestiging van kan maken. Toch
raakt het pand pas in 1937 helemaal af, maar een monument zet je niet zomaar neer, nietwaar?
Maar Winders is voor nog een andere speciale opdracht ingeschakeld. In augustus 1914 wordt hij door graaf Charles de Brocqville, kabinetsleider tijdens de
Eerste Wereldoorlog , aangesteld om de Belgische goudvoorraad in veiligheid te brengen, door die naar Engeland te verschepen. Dat doet Max in drie keer
per schip vanuit Antwerpen, waarbij hij op de laatste overtocht het gezelschap krijgt van koningin Elisabeth, die naar haar kinderen in Engeland gaat. Na de
wapenstilstand in 1918 zal Winders er ook voor zorgen dat al dat goud ook weer terugkomt naar zijn vaderland.
Tijdens die WO I hoeft hij geen duimen te draaien, hij mag zich gaan bezighouden met noodrestauraties van door bombardementen beschadigde kerken en
daarnaast is er het opstarten van technische werkplaatsen in de provincies Antwerpen en Limburg om bij de naoorlogse wederopbouw snel in actie te kunnen
schieten. Hij wordt ervoor beloond met het Oorlogskruis 1914-1918.
Tijdens het interbellum ontwerpt Max Winders een divers bestand aan gebouwen: woonhuizen in Antwerpen en Brussel; kantoren en opslagruimten voor onder
andere een papierbedrijf; bankgebouwen, waaronder dat van de voorloper van de KBC, de Algemeene Bankvereeniging; een verenigingsgebouw voor
vrijmetselaarsloges .. . Ook de familie Carlier blijft hem trouw van opdrachten voorzien met name Hector Carlier: 1920 appartementen Residentie Carlier in
Antwerpen, 1922 Kasteel Boterberg in Kalmthout; 1928 Jachthuis Dennenbosch net over de Nederlandse grens in Schijf, nu deel van Rucphen, 1931
gebouwen voor de Petrofina raffinaderij van de familie in het Franse Saint-Pol-sur-Mer en ja, zelfs hun grafmonument op de begraafplaats van Berchem. Max
weet dan nog niet, dat ook hijzelf daar bijgezet zal worden na zijn overlijden als honderdjarige in Elsene op 10 september 1982.
Maar voor het zover is, ontdekt hij in 1937 het verloren gewaande graf van Margaretha van York in de Mechelse Minderbroederskerk. Als weduwe van Karel
de Stoute had zij zich teruggetrokken in een paleisje in Mechelen, waar ze haar kleinkinderen Filips de Schone en Margaretha van Oostenrijk een aantal jaren
opvangt, omdat hun moeder is overleden na een val van haar paard en vader Maximiliaan even geen tijd heeft.
Bij het begin van de 18-daagse Veldtocht in de eerste dagen van de Tweede Wereldoorlog, klopt de Mechelse aartsbisschop bij Winders aan, hij mag de
kerkschatten in veiligheid brengen. Zo komen via hem schilderijen van Jan Van Eyck, Hans Memling en Hugo van der Goes in Zuid-Franse katelen terecht en
weet hij zelfs glasramen weg te halen voor grijpgrage Duitse liefhebbershanden. In mei 1943, al volop bezetting, wordt Max lid van een commissie die moet
zorgen dat de Duitsers niet alle oude kerkklokken tot kanonnenbrons kunnen verwerken. Dat lukt aardig, die commissie weet er meer dan duizend te redden.
En toch kan hij er niet aan ontkomen om even met zo’n Duitser samen te werken. In opdracht van Goebbels komt hier in 1941 Herr Henry Koehn speuren naar
het verdwenen paneel van de Rechtvaardige Rechters, dat ontbreekt aan het Lam Gods, dat de Duitsers al hebben meegenomen. Samen zoeken ze de Sint-
Baafskathedraal af, maar vinden niets. Of toch? Max Winders doorzoek in 1942 nog eens de crypte en hij zou tegen bepaalde mensen hebben gezegd dat hij
het paneel gevonden had, maar in uiterst belabberde staat, niet meer te tonen. Andere bronnen beweren het tegendeel, hij zou over ‘uitstekende staat’
gesproken hebben. Wat er ook van aan zij, Max Winders heeft er nooit opheldering over gegeven, zodat tot op de dag van vandaag regelmatig lieden met
theorieën over de diefstal opduiken en zoektochten worden ondernomen, die telkens op niets uitdraaien.
Na de Tweede Wereldoorlog wachten Max Winders allerlei voorname functies. In 1947 wordt hij corresponderend lid van de Académie des beaux-arts van het
Institut de France. In 1949 ondervoorzitter van de Vrienden van het Rubenshuis en voorzitter van de Koninklijke Academie voor Oudheidkunde van België.
Minister van Buitenlandse Zaken Paul van Zeeland komt in 1953 bij hem aankloppen. Of hij eens wil uitkijken naar een passende locatie voor de Belgische
ambassade in Washington en voor het Belgische consulaat in New York. En in 1956 wordt Max Winders voorzitter van de Société centrale d’Architecture de
Belgique. Hij is dan reeds de pensioengerechtigde leeftijd ver voorbij als 74-jarige en heeft zijn bouwactiviteiten net gestaakt, maar blijkt uit bijkans
onverwoestbaar hout gesneden, haalt de 100 jaar voordat hij op 10 september 1882 in Elsene de laatste adem uitblaast. Maar zoals gezegd, zijn eeuwige
rustplaats wordt Berchem.
HET TAFELROND
Grote Markt 5, Leuven.
In de laatste augustusweek van 1914 zien de Duitse bezetters van Leuven een groep soldaten die de stad ’s nachts naderen voor Belgische vijanden aan en
vuren op hen. Het blijkt echter om eigen Duitse troepen te gaan, waar ze nu slachtoffers bij hebben gemaakt. Om hun woede daarover af te reageren steken
de Duitsers op 29 augustus 1914 een groot deel van het centrum van Leuven in brand. Daarbij brandt ook Het Tafelrond af, op dat moment een gebouw in
empirestijl uit de nadagen van de Verenigde Nederlanden onder koning Willem I. Maar Het Tafelrond had een middeleeuwse voorloper uit 1487, ontworpen
door de Leuvense bouwmeester Mathieu de Layens, ook de bouwmeester van het Leuvense stadhuis.
Dat middeleeuwse Tafelrond moest van het stadsbestuur drie kleinere huizen aan de Grote Markt vervangen, om daar meer allure aan te geven met enerzijds
het stadhuis en anderzijds de Sint-Pieterskerk. Mathieu de Layens zet er drie grotere huizen onder één kap voor in de plaats: Spaegnen, Tafelront en Sint-
Joris, vergaderlokalen voor Leuvense verenigingen als schuttersgilden en rederijkers.
Doordat de Leuvenaars nog even ten oorlog moeten trekken bij Luik tegen prins-bisschop Louis de Bourbon, duurt het wat langer voordat de bouw gereed
komt. Pas na De Layens dood in 1483 kan Jan de Mesmaeker de afwerking voltooien in 1487. Omdat het om drie huizen gaat, zijn er ook drie trappen naar
het vrij hoog gelegen gelijkvloers. In talrijke nissen staan beelden en de wapenschilden van de Leuvense ambachten sieren de glasramen. Echt wel een
prestigieus geheel.
In 1553 loopt een feestje van een schutterij uit de hand en het Tafelrond, zoals nu het hele gebouw heet, brand een eerste keer gedeeltelijk af. Tien jaar geen
vergaderingen meer, dan volgt herstel. Maar als de middeleeuwen hun tijd gehad hebben, zet de aftakeling in, de reden voor het stadsbestuur om het gebouw
te laten slopen en te vervangen door dat empirepand, gebouwd door Charles Van der Straeten tussen 1829 en 1830. Dat wordt dus in de Eerste Wereldoorlog
een prooi van de vlammen.
Nog tijdens die oorlog komen er plannen Het Tafelrond te herbouwen, maar nu weer volgens het middeleeuwse uitzicht van Mathieu de Layens. Het komt
goed uit dat de Nationale Bank ook op zoek is naar een nieuw onderkomen, omdat hun regionale kantoor aan het Ladeuzeplein eveneens uitgebrand is. Zij
willen zelfs alle kosten betalen, maar halen er wel hun eigen architect bij. En dat wordt dus Max Winders. Hij verdiept zich in de archieven om alles te leren
over het gebouw van collega De Layens, maar denkt ook praktisch aan de noden van de Nationale Bank. In 1926 kan er met bouwen gestart worden, in 1930
kan het bankpersoneel er gaan werken, maar de uiteindelijke voltooiing sleept toch aan tot 1937. Winders vult de nissen op met beelden van belangrijke
figuren uit het bank- en financiewezen in neogotische uitdossing, uitgevoerd door beeldhouwer Ernest Wynants.
Twee jaar later, bij de begindagen van de Tweede Wereldoorlog, loopt dat nagelnieuwe neogotische Tafelrond alweer schade op, maar gelukkig herstelbare.
Maar in de decennia nadien verandert de wereld snel en lokale vestigingen van de Nationale Bank worden door de komst van het internet niet langer nodig. In
2002 vertrekt de Nationale Bank uit zijn Leuvense stek en volgt leegstand.
De redder wordt in juni 2005 Jan Callewaert, stichter en CEO van technologiebedrijf Option, nu Cresent geheten, tevens voorzitter van voetbalclub OHL, Oud-
Heverlee Leuven. Hij betaalt enkele miljoenen voor het gebouw, maar neemt de tijd om na te denken wat hij ermee moet aanvangen. In de loop van 2012
wordt dat concreter en slaat architect Stéphane Boens aan het inwendig verbouwen van Het Tafelrond. Op 30 juni 2016 opent restaurant Tafelrond in een deel
van het gebouw, gevolgd in de zomer van 2017 door luxehotel The Fourth, kortweg TH4TH, met aan de vuren Wauter Van der Vieren, die wellicht tot de naam
inspireerde. Er is ook een tv-studio voorzien voor praatprogramma’s en een binnentuin biedt terrasmogelijkheden.
Het was in dit hotel dat half december 2019 sultan Qaboos bin Said Al Said van Oman alles afhuurde om van de artsen van het befaamde Leuvense
academische ziekenhuis Gasthuisberg een diagnose te krijgen rond zijn gezondheidstoestand. De man heeft er niet wel bij gevaren, hij overleed een maand
later, maar Het Tafelrond was meteen landelijk bekend.